FR – Filosoferen over het leukste bushokje van Nederland

Toen een handjevol bewoners aan de Aengwirderweg in Terband in 2013 uit hun raam keken, zagen ze, onaangekondigd, een bushalte voor hun deur. Enkele dagen later heeft ’s nachts een onbekende een bushokje naast de halte geplaatst. Een aantal dagen daarna begonnen de verbaasde buurtbewoners begonnen dit wachthokje te versieren met van alles en nog wat. Het is nu een vogelbroedplaats (zijkant, speciaal de koolmees) en galerie geworden, waar je schilderijen kunt bewonderen (achterkant) en er is een bibliotheek gevestigd (voorkant). Dit alles gelardeerd met papieren wijsheden opgeprikt op de wanden. Overigens is er in al die jaren geen bus gezien, laat staan dat er een stilstond om een passagier in te laten stappen. Zo tikt inmiddels tien jaar de tijd het wachten weg. Centraal in het bushokje is een (tweede) oude pendule opgehangen. De eerste is door een onbekende meegenomen. Ook de slinger is niet meer origineel; koper is veel geld waard. Een bierviltje met het wapen van Terband erop geplakt vervangt inmiddels het koperen exemplaar. En steel hem niet opnieuw want de bewoners hebben een muizenval achter de klok geplaatst! Iemand windt de pendule dagelijks op. Slaan doet die als de beste.

In eerste instantie gniffelen we om deze Friese humor maar er is ook iets diepzinnigs aan dit bushokje. Schreef de Franse filosoof Henri Bergson schreef een mooi boekje over humor (Le Rire uit 1901, Lachen uit 2010) maar hij is vooral bekend geworden door zijn denken over tijd. Hij heeft tomeloze energie gestoken in zijn andere werk om het begrip tijd een taalkundige vorm te geven. In zijn Inleiding tot de metaphysica (1903, 1928) definieert hij tijd als “het is een opeenvolging van toestanden, elk van deze kondigt aan, wat volgt en bevat, wat voorafgaat. Juister uitgedrukt: …. Geen enkel van hen begint noch eindigt, maar alle strekken zij zich uit, de eene in de andere. Het is zoo men wil, het afrollen  van een klos, want er is geen levend wezen, dat zich niet langzaam-aan voelt naderen tot het einde van zijn rol; en leven bestaat in ouder worden.” Bergson verzet zich tegen de opvatting van de natuurkundige tijd, alsof dat een lijn is die je precies in gelijke deeltjes kan opdelen om zo ons leven aan deze fysische en rekenkundig tijd ondergeschikt te maken. Burn-outs en hartaanvallen zijn het gevolg. Bergson stelt hier tegenover de tijd als beleefde tijd, intuïtief en als een innerlijke ervaring, la durée. En dat is precies wat die nuchtere Friezen daar laten gebeuren. In dit bushokje ervaar je ‘la durée’, al gniffelend en snuffelend verlies je de tijd die letterlijk voor je ogen wegtikt.

De weg waaraan het bushokje staat, loopt dood. Een bus zal hier nooit komen, laat staan stoppen. Niemand zal hier wachten (en steeds op dat horloge kijken wanneer de bus komt; ergernis van de fysieke, natuurkundige tijd). Elk verpozen in dit bushokje, ongeacht de tijdsduur, is een herinnering aan vroeger. Het oude op de wand gespijkerde tennisracket brengt me terug naar mijn jeugd. Het schilderij van het zeilschip herinnert mij aan Heraclitos’ Panta Rhei, alles stroomt, oneindig. Het Friese gezegde dat op de klok is geplakt ‘De tijd houdt geen pauze’ (De tijd hâldt gjin skoft) pakt je bij de schouders, onverwacht, want ben je hier nu niet net van je fiets afgestapt of ik uit de auto om hier even te gaan kijken? Het wapen van Terband is een schedel met uit de oogkassen groene korenaren, die duiden op een opstanding uit de dood. Hier ervaar je in de glimlach op je gezicht, ook de eindigheid. En misschien is lachen ook wel het beste medicijn tegen het Bergsoniaanse afrollen van je persoonlijke klosje tijd.

Fiets hierna ook even de doodlopende Pastorieweg in en bekijk de kerk maar vooral de begraafplaats. In dit volstrekt onbelangrijke dorpje Terband, waar iedereen in vergetelheid zal eindigen, ligt tot ieders verrassing een beroemd graf. Daar, verloren tussen alle onbekende doden (alleen  gekend door een enkele bewoner van het dorp), ligt de schrijver en veearts Rintje Pieter Sybesma (1894 – 1975) en als je goed kijkt, staat onderop de steen, tussen het gras verborgen: ‘Mar ik ha ’t burgen yn it heimich boek’ (Ik heb ’t verstopt in een geheimzinnig boek). Helaas is zijn roem na 1945 geëindigd in de gevangenis. Als verheerlijker van de Duitse Nationaal Socialistische ideologie en de valschermjagers, als lid van de Nederlandsche SS en later de Landwacht, moest hij twee jaar brommen. Maar hij zal toch zeker met trots denken aan de keer in 1941 dat zelfs Goebbels hem toesprak. Het kan verkeren. Ieder mens is zum Tote en kan in zijn geschiedenis aan de verkeerde kant van de lijn belanden. Een tweede beroemde Nederlander heeft ook zijn hoofd op de begraafplaats neergelegd: Dr J. Rutgers, de arts die zich later vooral met de geboortebeperking bezig hield. Iedereen kent toch wel de Rutgerstichting. Hij ligt daar samen met zijn vrouw, een feministe avant la lettre, M. W. H. Hoitsema. De tekst op de steen is cryptisch maar wanneer je weet dat hij zelfmoord pleegde, dan…… Dat de steen er nog staat, danken we aan een van de anonieme verzorgers van het bushokje die de steen aan de rand van de begraafplaats zag liggen, waar hij kraar lag om afgevoerd te worden. Hij belde met de Rutgerstichting. Niet veel later stond de steen weer op zijn oude plek, vlak bij de kerk. Nu even terug naar het bushokje om weer wat vrolijker te worden want lachen dan kun je in het leukste en misschien ook het meest diepzinnige bushokje van Nederland.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *