Op Driekoningenavond horen sommige bewoners van Bladel nog het huiveringwekkende gillen van de onthoofde heks Zwarte Kaat in de bossen van het landgoed Ten Vorsel. Daar is haar hoofd begraven en is op die plek een grillige en angstig kronkelende beuk gegroeid. Als je goed zoekt vind je hem (en met een beetje hulp van mij). Lees even met mij mee, ’t is een lang verhaal.
Op zaterdag 3 juni 2023 legden zo’n tweehonderd vrouwen en een enkele man op de Dam in Amsterdam voor het eerst witte rozen neer ter nagedachtenis aan de heksenvervolgingen. Schiedam had al eerder de primeur van een herdenkingstegel: op de Grote Markt, vlak voor de ingang van het oude stadhuis. De eerste vervolgingen dateren uit 1450, maar het hoogtepunt van de vervolgingen ligt rond 1600. In Nederland zijn in totaal 369 processen gevoerd, die tot 46 executies hebben geleid. Schiedam staat op nummer één met 9 heksendodingen. De huidige opvatting is dat heksen nooit slecht zijn geweest, maar dat zij vooral zijn gedood uit misogynie (= vrouwenhaat). Het beeld van de heks is overigens danig gekanteld. En ik kan het weten, want ‘hekserijverschijnselen’ was een van mijn afstudeeronderwerpen aan de KU in Nijmegen. Overigens ben ik voorstander van een nationaal herdenkingsmonument.
Maar niet alle heksen waren lieve geëmancipeerde kruidenvrouwtjes. Neem bijvoorbeeld de heks Zwarte Kaat, die, samen met haar man Bruno, in de Brabantse Kempen een roversbende leidde. Het waren ruwe en wrede mensen, die in hun rovershol Hellenend altijd plannen maakten voor roof- en moordtochten. De rovers Quintje de Bult en Bortje met de Scheve Nek waren altijd van de partij. Ze waren makkelijk te herkennen, want ze waren allebei slechts een meter lang. Op Driekoningenavond in 1596 klonken drie lange en daarna drie korte kloppen op de houten deur. Bruno en Zwarte Kaat wisten dat het een bendelid moest zijn en openden de deur. Daar stond Terus, een bonkige man die belet vroeg. Staand bij het haardvuur vertelde hij over de geboorte van een baby op Hoeve ten Vorsel, waar de rijke Dirk ten Vorsel woonde met zijn vrouw Elizabeth en de zevenjarige Floris, die nu dus een broertje had. “Maar wat heb ik daar mee te maken, sodeju, je verspilt mijn tijd man”, schreeuwde Bruno naar Terus. “Laat hem uitpraten, goddomme”, riep Zwarte Kaat met haar krakende stem. Terus mocht bij het haardvuur aanzitten. “Het verhaal gaat dat Dirk al zijn knechten heeft weggestuurd naar alle omliggende dorpen om het heuglijke nieuws van de geboorte te vertellen, zodat vanavond de Hoeve Ten Vorsel dus praktisch onbeschermd is. Is dit niet hét moment voor de overval, die we al zolang wilden gaan uitvoeren?” vroeg Terus met een triomfantelijke grijns op zijn gezicht. De vijandige sfeer sloeg onmiddellijk om en de heks Zwarte Kaat riep uit dat dit op Driekoningen geboren kind een godenkind is dat geluk gaat brengen. Bruno en de andere leden van de bende konden alleen maar denken aan de juwelen, het zilverwerk en de kisten met dukaten, die ze zouden gaan vinden. Onmiddellijk bewapenden ze zich en met twee handkarren gingen ze op weg naar de Hoeve net ten zuiden van het dorpje Bladel.
Bij de Hoeve aangekomen riepen Quintje en Bortje dat ze de pasgeboren baby een cadeau kwamen brengen, waarop de heer des huizes nietsvermoedend opendeed. Zwarte Kaat en Bruno stormden naar binnen. Met een (destijds beruchte) knuppel werd Dirk ten Vorsel onmiddellijk neergemaaid door Bruno. Zwarte Kaat duwde Elizabeth tegen de grond, waarop Quintje en Bortje haar aan handen en voeten vastbonden. Triomfantelijk droegen de twee kleine mensen haar naar een andere kamer, waar zij werd mishandeld en verkracht. Bruno zocht in het huis naar waardevolle spullen, die in grote jute zakken werden gestopt. Niet veel later liepen de 4 bendeleden met twee volgeladen handkarren (waar bovenop de pasgeboren baby in zijn wieg lag) terug naar hun rovershol, Dirk en Elizabeth voor dood achterlatend. De zevenjarige zoon Floris was in paniek uit het zolderraam geklommen en zat angstig op het dak te wachten tot de knechten terug zouden komen.
De rovers trokken naar de Abdij van Postel, waar zij de baby wilde laten dopen. Het was deze zesde januari ijzig koud en Zwarte Kaat deed haar brede sjaal voor haar gezicht, zodat haar grote gekromde neus niet zichtbaar was. Haar grote zwarte hoed trok ze tot bijna over haar ogen. Ook Bruno verborg zijn gezicht onder een hoed en achter een dikke das. In de naast de abdij gelegen kerk brandde nog licht. Er was zojuist een kerkdienst gehouden en pater Bernardus ruimde de religieuze zaken op. De rovers zeiden dat ze reizigers waren en dat ze hun pasgeboren kind Thomas wilden laten dopen. Bij het doopvont was het aardedonker zodat Bernardus een kaars aanstak. Het leek alsof de man en de vrouw schrokken. In het schijnsel van de kaars glansde een gouden medaillon om de nek van de baby. De pater vertrouwde het niet helemaal en gebood de twee een gift te doen aan de kerkgemeenschap. De helft van het medaillon zou voldoende zijn. Bruno brak het in tweeën en gaf de helft aan de pater. Daarna werd het kindje gedoopt en verdwenen de man en de vrouw met het gedoopte kindje, dat de naam Thomas had gekregen, in de donkere nacht.
Na een paar dagen hoorde pater Bernardus welk kind hij gedoopt had. Maar hoe de knechten ook hadden gezocht, er was geen spoor van de bende of de geroofde spullen te vinden. Dirk had de slagen met de knuppel ternauwernood overleefd. De knechten en Elizabeth ontfermden zich over Floris. Zo klein als hij was, zwoer hij wraak voor deze roofoverval. Geluk heeft de familie Ten Vorsel daarna niet meer gekend. Oogsten mislukten en branden legden stallen en een deel van de hoeve in de as, waarop de verarmde Dirk en zijn vrouw in het kleine bakhuisje gingen wonen. Floris ging op zijn achttiende jaar naar zee om geld voor zijn ouders te verdienen.
De bendeleden waren naar Duitsland uitgeweken. Rijk geworden door alles wat ze hadden geroofd, keerden zij terug naar Bladel. Daar hoorden de bendeleden dat Dirk de aanslag overleefd had. Nieuwe leden van de teruggekeerde roversbende bedachten het snode plan om Dirk toch te doden, zodat hij hen nooit zou kunnen verraden. Zwarte Kaat instrueerde de knechten om te gaan werken in dorpen rond de Hoeve Ten Vorsel. De knechten verspreidden geruchten over hoe wreed Dirk was, dat hij zijn vrouw mishandelde en hoe hij zijn zoon Floris het huis had uitgejaagd. Toen het verhaal ging dat Elizabeth elke dag wreed werd opgesloten in het bakhuisje, raakten de dorpelingen zo opgehitst dat een groep van hen onder aanvoering van de roversknechten naar de Hoeve ten Vorsel trok. Daarna plaatsten ze Dirk voor een ploeg, die hij door het natte land moest trekken, terwijl hij met zwepen en stokken geslagen werd. Niet veel later bezweek hij. Dat was het moment waarop de heks Zwarte Kaat had gewacht. Ze kwam aanrennen en riep luid dat de dorpelingen Dirk hadden vermoord en dat ze met een spreuk behekst zouden worden. De dorpelingen renden weg, bang om door de duivel, waarmee Zwarte Kaat samenspande, behekst te worden. Bruno sloeg Dirk net zo lang op het hoofd tot hij dood was. Elizabeth werd met een dolkmes diverse keren in de borst gestoken. De geroofde zoon Thomas had al veel meegemaakt met de bende maar de wreedheid van nu bracht hem in verwarring. Die nacht ging hij terug naar de moordplek, waar hij de lijken netjes naast elkaar legde. Hij trok het dolkmes uit de borst van Elizabeth. Op datzelfde moment sprongen drie veldwachters uit het bakhuis en arresteerden hem. Thomas werd vastgezet in de kerker onder het raadhuis tot een rechter het dorp zou aandoen. Zwarte Kaat was razend, want Thomas zou de bende kunnen verraden. Het bendelid Terus moest de klus klaren. Hij sloop naar het kerkerraam en legde zijn pistool op een tralie, waarna hij in het wilde weg in de donkere kerker schoot. Thomas werd meerdere malen geraakt want in de kleine ruimte kon hij niet ontsnappen aan de kogels. De volgende dag vonden de bewakers hem. Snel brachten zij hem naar de abdij van Postel om verzorgd te worden. Niet veel later ontdekte pater Bernardus het halve gouden medaillon om de nek van Thomas. Deze Thomas moest de geroofde baby zijn! Thomas’ verhaal, dat hij niet had deelgenomen aan de moordpartij, werd nu geloofd. In de abdij van Postel werd hij opnieuw gedoopt en Dirk genoemd, naar zijn echte vader! Hij bleef als knecht werken in de abdij.
De roversbende had daarna het wild plan om de abdij van Postel te overvallen. De paters van de abdij stuurden jaarlijks twee volle voedselkarren als voedselhulp naar de armen in de dorpen. Samen met Bruno wilden Terus en de twee kleine mensen de voedselkarren overvallen en leegroven. In de dorpen zouden zij het gerucht verspreiden dat de paters gestopt waren met deze traditionele voedselhulp. De ontevreden dorpelingen zouden dan naar de abdij trekken om daar verhaal te halen. In die verwarring zouden de bendeleden de abdij beroven. Wat de bendeleden echter niet in de gaten hadden, was dat hun beroving van de voedselkarren toevallig was gezien door een onbekende vreemdeling op een paard. De vreemdeling achtervolgde hen en zag dat zij zich dichtbij de abdij verborgen hielden. Zelf klopte hij aan en vroeg belet om met de abt, vader Colebrant, te spreken. Daar vertelde hij wat hij gezien en gehoord had. Tevens maakte de vreemdeling zich bekend; hij was Floris die was teruggekeerd van de zee. Vader Colebrant riep met overslaande stem “maar dan zijn jullie broers, Floris dit is Dirk je geroofde broer.”
Veel tijd voor vreugde was er niet, immers de dorpelingen waren in aantocht en de rovers lagen op de loer. Floris en Dirk verborgen zich in de schatkamer, wachtend tot de vijf bendeleden zouden binnenkomen. Bruno en Terus renden als eersten de smalle trap naar de schatkamer op, met daarachter Quintje en Bortje. De deur zwaaide open en direct staken Floris en Dirk gelijktijdig de eerste twee diep in de borst en daarna in de hals. De twee vielen recht achterover over de twee kleine mensen heen, zodat ze gevieren onderaan de trap op de stenen vloer belandden. Daar werden Quintje en Bortje door de paters in de touwen geslagen. Bruno en Terus werden op de grond gelegd en waren niet veel later doodgebloed. Zwarte Kaat was in de abdijtuin achtergebleven om te wachten tot de bendeleden zouden terugkomen. Daar achter de grote rododendrons werd ze verrast door de twee broers Tot haar schrik herkende ze onmiddellijk de dood gewaande Thomas.
Zwarte Kaat werd opgesloten in de kerker onder het raadhuis. Rechters spraken later het doodvonnis over haar uit en een week later onthoofdde de beul haar op het marktplein. De dorpelingen sleepten haar lichaam naar een afgelegen plek op de hei en begroeven haar lijk diep in de grond. Triomfantelijk droegen zij het hoofd nog verder de hei op, ver van welke gewijde grond ook. Ze gooiden haar hoofd in een nog dieper gat. Om deze plek op de hei voor altijd te mijden plantten zij een heester op de plek van het begraven hoofd. De heester is nooit uitgegroeid tot een normale boom. Elke Driekoningenavond kun je nog Zwarte Kaats ijzingwekkende gehuil en heksenlach horen. De takken van de boom bewegen en groeien zoals nog nimmer is gezien bij welke heester dan ook. De grilligheid van zijn groei maakt deze boom tot een ware heksenboom die eeuwig de naam draagt, Zwarte Kaat.
Dit verhaal is een verkorte weergave van het boek Het Kind Met Den Helm van huisarts dr. Jan Renier Snieders uit 1852. Hierin beschreef hij de complete legende van de heks Zwarte Kaat. Natuurlijk is de boom niet zo oud als het boek doet voorkomen. Hij stamt uit ongeveer eind negentiende eeuw. Het beeldje van Zwarte Kaat staat voor het gebouw van de VVV in Bladel.
De boom vind je niet makkelijk. Bij de boerderij aan de Ten Vorsel nummer 4 rechtdoor met aan je rechterhand het bos, tot rechts een zwarte blokhut staat. Lees op de muur de tekstspreuk als zegening voor je zoektocht. Daar het bos in en wandel om te vinden.